Uitgangspunten Kadernota 2022 en meerjarenbegroting 2022
Voor de opstelling van de kadernota en de meerjarenbegroting 2022 hanteren we de volgende technische uitgangspunten:
- De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de CAO. Voor het jaar 2022 houden we rekening met 1,3 %. Voor de jaren 2023-2025 rekenen we eveneens met dit percentage. Dit percentage sluit aan op de verwachting van de algemene inflatie. Elk jaar wordt bij de kadernota bezien of bijstelling nodig is. Dit is inclusief de ontwikkeling van de werkgeverspremies. De personeelsformatie is gebaseerd op het organogram per 1 mei 2021.
Een afwijkende ontwikkeling als gevolg van bijvoorbeeld hogere pensioenpremies komt dus pas terug in de volgende kadernota. - Nieuwe ambtelijke functies begroten we tegen het maximum van de functionele schaal.
- Voor de subsidies houden we rekening met een ontwikkeling gelijk aan de ambtelijke salarissen. Deze indexatie vindt plaats bij de verleningsbeschikking voor het subsidie jaar t+1.
- Voor de tarieven in de WMO en Jeugd hanteren we een afwijkende indexering. Voor beide sectoren geldt dat er een koppeling is met een landelijk berekende prijscompensatie, de zogenaamde OVA. Deze compensatie zorgt voor een tijdelijke prijsstijging van 3% per jaar. Op de langere termijn moet dit afvlakken. Voor 2021 en 2022 wordt de hogere prijsstijging opgenomen. Voor de jaren 2023-2025 geldt de gemiddelde stijging van 1,5%. Jaarlijks kan dit bij de kadernota worden bijgesteld.
- De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Deze zijn ook aan prijsstijgingen onderhevig. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. ln afwijking van de CBS-indexering gaan we uit van een jaarlijkse groei van 1,0%. Hiermee onderstrepen we de blijvende inzet om goedkoper en met een hogere kwaliteit in te kopen. ln de budgetten is de groei niet functioneel verwerkt. Voor excessieve stijgingen kan, met onderbouwing, aanspraak worden gemaakt op de collectieve stelpost. Voor verbonden partijen gaan we uit van dezelfde financiële uitgangspunten als voor de eigen begroting. Deze budgetten worden dus ook geïndexeerd. Het betreft de Veiligheidsregio, de GGD, de Omgevingsdienst, de RSJ en het shared service centrum (SSC) ONS. De meerjarenbegrotingen van de verbonden partijen hebben we verwerkt zoals aangegeven in de zienswijze die door u is vastgesteld.
- We gaan uit van kostendekkende tarieven voor heffingen en leges.
- De belastingen stijgen jaarlijks nominaal met de consumentenprijsindex (CPl) zoals gepubliceerd door het CBS in januari van het jaar voorafgaand aan de begroting, tenzij een tarief door de Rijksoverheid wordt voorgeschreven. Voor 2022 bedraagt de indexering 1,3% (CPl januari 2021). ln de meerjarenraming gaan we voor de jaren na 2022 uit van 1,5%. De omslagrente voor 2022 en volgende jaren bedraagt 1%.
- Voor de grondexploitaties geldt dat voorgeschreven is dat het eigen vermogen niet mag meetellen. Hierdoor geldt voor de grondexploitaties vanaf 2022 een rente van 0,8%.
- De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we de afschrijvingstermijnen uit de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. lnvesteringen kleiner dan € 25.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto's die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
- Voor meerjarig afgesproken investeringsprogramma’s houden we rekening met een jaarlijkse prijsstijging van 1,5%.
Autonome ontwikkelingen en niet-autonome ontwikkelingen
De volgende ontwikkelingen zien we als autonome ontwikkelingen en zijn direct verwerkt in het financieel kader:
- Dalende of stijgende cliëntenaantallen (bijvoorbeeld: participatie wet, WMO-voorzieningen) leiden tot navenante aanpassing van de ambtelijke formatie.
- Uitbreiding of krimp van het areaal (in beheer zijnde wegen, straten, groen, meubilair en kunstwerken) zodat het bestaande beheer niet in kwaliteitsniveau hoeft te worden aangepast.
- Leerlingenprognoses met een effect op de benodigde hoeveelheid. Dit geldt onder andere voor het leerlingenvervoer en onderwijshuisvesting.
- Ontwikkelingen (af- en/of toename) uitkering uit het gemeentefonds (areaal/accres).
- Vervanging van voertuigen en installaties via vervangingsinvesteringen.
Niet-autonome ontwikkelingen zijn:
- Wijzigingen in de kostentoerekening voor wat betreft het effect op de tariefsverhogingen. Tariefswijzigingen zijn afgezien van aanpassing aan de inflatie altijd een keuze.
- Voorstellen waarin het beleid wordt gewijzigd of wanneer nieuwe initiatieven ten opzichte van de meerjarenbegroting 2021-2025 worden gedaan.
- Dalende rijksinkomsten voor specifieke taken. Het uitgangspunt bij rijksinkomsten is dat het gemeentelijk aandeel in de kosten niet stijgt. Bij een dreigende stijging wordt een bezuiniging als keuze aan de raad voorgelegd.
Samenvatting uitgangspunten 2022-2025
Loonontwikkeling: 2022-2025: 1,5%
Subsidies gesubsidieerde instellingen: 2022: 1,3%, 2023-2025: 1,5%
Tarieven Wmo en Jeugd: 2021 en 2022: 3% (al verwerkt is 1,5%), 2023-2025: 1,5%
Materiële uitgaven: 2022-2025: 1%
Meerjarige investeringsprogramma’s: 1,5%
Omslagrente: 2022-2025: 1%
Rente voor grondexploitaties: 2022-2025: 0,66%
Gemeentelijke belastingen: 2022 (CBS-CPl januari 2021): 1,3%
Gemeentelijke heffingen en leges 2022 (maar niet meer dan kostendekkend): 1,3%
Gemeentelijke heffingen, leges en belastingen 2023-2025: 1,5%